Wet inkomstenbelasting 2001 art. 5.20 ( tekst 2015)
5.20 Waardering woningen andere dan eigen woningen
Waardering woningen 1 De waarde van een woning, wordt, in afwijking van artikel 5.19, eerste lid , gesteld op de volgens hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zakenvoor die woning vastgestelde waarde of waarden voor het kalenderjaar. Indien de woning deel uitmaakt van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken , wordt de waarde van de woning gesteld op het gedeelte van de waarde van de onroerende zaak dat kan worden toegerekend aan de woning.
WOZ-waardering 2 Indien met betrekking tot een woning het eerste lid geen toepassing kan vinden door het ontbreken van een op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zakenvastgestelde waarde, wordt de waarde van de woning bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 16 tot en met 18en 20, tweede lid, van die wet .
Verhuurde woning 3 Indien een woning geheel of gedeeltelijk wordt verhuurd en op deze verhuur afdeling 5 van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboekvan toepassing is, of ingevolge een voor ten minste 12 jaren aangegane pachtovereenkomst wordt verpacht en op deze verpachting titel 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboekvan toepassing is, wordt de waarde gesteld op een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage van het waardegegeven, bedoeld in het eerste of tweede lid.
Erfpacht 4 In geval van erfpacht wordt voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen het in het eerste of tweede lid bedoelde waardegegeven verminderd met een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen waarde van de erfpachtcanon.